Vandaag deel ik het laatste recept uit de Sinterklaasreeks. Voor deze afsluiter heb ik me uitgesloofd; ik heb me gewaagd aan petit fours. Die heb ik eens voorbij zien komen in Heel Holland Bakt en ik wilde deze mini-gebakjes altijd nog eens maken. Ik heb het recept niet zelf bedacht, maar geleend van de meester zelf; Robèrt. Om er een Sinterklaastintje aan te geven heb ik koek-en speculaaskruiden toegevoegd en wat sinaasappeljam en chocolade pepernoten. Vandaag deel ik het recept en het resultaat natuurlijk. Mocht je de stappen niet helemaal kunnen volgen, neem dan een kijkje op de website van Heel Holland Bakt, wat daar is een heel handig instructiefilmpje te vinden waarin Jannie en Robèrt deze mini-gebakjes maken.
Wat trouwens heel erg handig is bij het maken van petit fours is een vierkante steker. Ik gebruikte deze.
Ingrediënten
voor de botercrème:
150 ml melk
15 gram custardpoeder
15 gram kristalsuiker
een half vanillestokje
180 gram zachte boter
60 gram witte basterdsuiker
voor het biscuit:
5 eieren
115 gram suiker
100 gram bloem
15 gram custardpoeder
1 eetlepel koek- en speculaaskruiden
wat poedersuiker
verder nog nodig:
75 gram marsepein
75 gram pure chocolade
2 eetlepels sinaasappeljam
wat chocolade pepernoten
Wat moet je doen:
Voor de botercrème
- Voeg een scheutje melk toe aan de custardpoeder en roer dit door elkaar tot een papje.
- Breng de overgebleven melk aan de kook samen met de 15 gram suiker. Schraap het merg uit het halve vanille stokje en voeg dit toe. Roer even goed door elkaar.
- Schenk voorzichtig de warme melk bij het custardpapje. Roer even goed door en schenk alles vervolgens terug in de pan.
- Laat het geheel even koken tot het mengsel een beetje gaat borrelen en dikker wordt. Daarna is je banketbakkersroom klaar.
- Stort de banketbakkersroom op een bord en dek af met een stukje plasticfolie. Laat de room handwarm afkoelen.
- Draai vervolgens de boter, de banketbakkersroom en de witte basterdsuiker tot een gladde crème.
- Schep de botercrème in een spuitzak en leg deze even in de koelkast terwijl je verder gaat met het maken van het biscuitdeeg.
Voor het biscuitdeeg
- Verwarm de oven voor op 220 graden.
- Splits de eieren en vang het eigeel en het eiwit op in twee aparte kommen. Zorg ervoor dat de eiwitten geen eigeel bevatten.
- Mix het eiwit los tot het wit en stevig wordt.
- Voeg de suiker toe en klop tot stevige pieken.
- Roer daarna voorzichtig de eidooiers erdoor. Zeef de bloem, de koek- en speculaaskruiden en de custardpoeder boven de kom en spatel dit er krachtig doorheen.
- Verdeel het beslag gelijkmatig over twee bakplaten met bakpapier. Strijk dit zo glad mogelijk. Dit gaat het gemakkelijkste met een paletmes. Als je die niet hebt, kun je een spatel gebruiken. Houd de vierkante steker boven het uitgesmeerde beslag en check of je hier vier keer een vierkant uit kunt steken.
- Bak het biscuitdeeg in acht à tien minuutjes gaar. Ik deed eerst de ene plaat en daarna de andere in de oven. Houd het goed in de gaten, want de cake verbrandt snel doordat hij zo dun is.
- Haal de biscuit na de baktijd uit de oven en haal deze direct van de bakplaat, anders droogt het volledig uit.
- Wrijf wat poedersuiker uit over de bovenkant van het biscuit. Draai het biscuit om, stort hem op het aanrecht en trek het bakpapier er voorzichtig af.
- Steek vier gelijke plakken uit het biscuit.
Opbouwen
- Bestuif je aanrecht met wat poedersuiker en zet de vierkante steker erop.
- Leg een plak biscuit in de steker. Je kunt het beste de gebakken kant van de cake naar beneden leggen, volgens Robèrt, om uitdroging te voorkomen.
- Smeer wat sinaasappeljam op de cakeplak. Spuit er daarna een laagje botercrème op.
- Plaats er vervolgens een nieuwe cakeplak op en druk dit stevig aan. Ga hiermee door tot alle cakelagen op zijn. Besmeer de bovenste cakelaag nog met een dun laagje botercrème.
- Bestuif nog wat poedersuiker op je aanrecht en rol hierop de marsepein zo dun mogelijk uit met een deegroller.
- Leg de marsepein op de cake en wrijf alle lucht eruit.
- Snijd aan de binnenkant van de vorm het overtollige marsepein eraf.
- Verwijder de vorm en laat de cake even opstijven in de koelkast.
- Snijd daarna de randjes netjes bij en snijd de cake in vierkantjes. Ik wilde oorspronkelijk zestien petit fours maken, maar doordat ik iets te fanatiek was geweest bij het afsnijden van de randjes, heb ik het tot negen petit fours gered.
- Smelt de chocolade au-bain marie. Dip de onderkant van een chocolade-pepernoot lichtjes in de gesmolten chocolade en plak hem hiermee vast op een petit four. Herhaal dit bij alle stukjes.
- Giet vervolgens nog wat gesmolten chocolade over de petit fours heen met behulp van een theelepeltje. En klaar zijn ze!
Je bent er even zoet mee en je keuken eindigt in een waar slagveld, maar dan heb je ook wat. Toch vond ik het er een stuk eenvoudiger uitzien toen Robèrt moeiteloos zestien petit fours tevoorschijn toverde. Zo soepeltjes ging het mij niet af, ik vond het nog best een hele bevalling. Mensen zeggen vaak tegen mij; ‘zeg heb jij het goede beroep wel gekozen? Had je niet liever bakker willen worden?’ Nou leek het mij al nooit zo geslaagd om van bakken mijn beroep te maken, maar na deze petit fours weet ik het zeker. Ik wil géén banketbakker worden. Hartstikke leuk voor een keertje, maar ik wil niet voor dag en dauw dagelijks klooien met priegelige gebakjes. Daar heb ik geen talent én geen geduld voor. Ik heb veel respect voor iedereen die dat wel kan. Ik behoor dus niet per se tot de groep mensen die geschikt is voor het maken van zulke meesterwerkjes, maar ik behoor tot een andere hele belangrijke categorie. Er moeten tenslotte ook mensen zijn die de taartjes opeten, en in die categorie voel ik me prima thuis. Over opeten gesproken, mijn petit fours waren binnen no-time op. Ze verdienen dan misschien niet de schoonheidsprijs, maar lekker waren ze wel! Dus wie weet maak ik ze ooit nog wel een keertje, als ik eraan toe ben. 😉
No Comments