Eigenlijk ben ik niet zo bijster goed in het maken van priegelige gebakjes, maar heel af en toe vergeet ik dat en waag ik me er toch weer aan. Kleine taartjes met een vleugje kaneel en sinaasappel, wat marsepein en vooral veel slagroom. Dat moest het worden. Ik pakte mijn serveerringen erbij, want het leek me handig om de sinaasappeltaartjes daarin op te bouwen. Dat bleek inderdaad handig te zijn, dus tot dat punt ging het goed. Natuurlijk lukte het me niet om het laagje marsepein keurig strak om de taartjes heen te krijgen. Het zij zo. Ik goot er een laag oranje glazuur overheen en toen was de messy look compleet. Nou ja, kun je tenminste wel goed zijn dat ze zelfgemaakt zijn. 😉 En lekker waren ze sowieso. Vandaag deel ik het recept met je.

Ingrediënten

100 gram bloem
115 gram suiker
5 eieren
15 gram custardpoeder
1 theelepel kaneel
2 sinaasappels
een snufje zout
ongeveer 75 gram poedersuiker
1 à 2 eetlepels water
oranje voedselkleurstof
ongeveer 100 ml slagroom + 1 eetlepel suiker
een stukje (wit) marsepein
wat sinaasappeljam

Wat moet je doen:

voor vier stuks 

• Verwarm de oven voor op 200 graden.
• Splits de eieren en vang het eigeel en het eiwit op in twee aparte kommen. Zorg ervoor dat de eiwitten geen eigeel bevatten.
• Mix het eiwit los tot het wit en stevig wordt.
• Voeg de suiker toe en klop tot stevige pieken.
• Roer daarna voorzichtig de eidooiers erdoor. Zeef de bloem, het kaneel en de custardpoeder boven de kom. Voeg verder een snufje zout toe. Rasp de schil van één sinaasappel en voeg dit ook toe. Spatel alles krachtig door elkaar.
• Verdeel het beslag gelijkmatig over twee bakplaten met bakpapier. Strijk dit zo glad mogelijk. Dit gaat het gemakkelijkste met een paletmes. Als je die niet hebt, kun je een spatel gebruiken.
• Bak het biscuitdeeg in acht à tien minuutjes gaar. Ik deed eerst de ene plaat en daarna de andere in de oven. Houd het goed in de gaten, want de cake verbrandt snel doordat hij zo dun is.
• Haal de biscuit na de baktijd uit de oven en haal deze direct van de bakplaat, anders droogt het volledig uit.
• Draai het biscuit om, stort hem op het aanrecht en trek het bakpapier er voorzichtig af.

• Steek met de serveerring twaalf rondjes uit de biscuitplakken.
• Klop de slagroom stijf samen met ongeveer één eetlepel suiker. Schep de slagroom in een spuitzak.
• Leg de cakerondjes in stapeltjes van drie. Besmeer een kant van een cakerondje met een dun laagje sinaasappeljam.
• Leg het cakerondje in de serveerring. Spuit er een laagje slagroom op.
• Besmeer weer een cakerondje met een dun laagje sinaasappeljam. Plaats het rondje er bovenop en druk een beetje aan. Spuit er weer wat slagroom op en plaats tenslotte laatste cakerondje.
• Haal de serveerring weg.
• Herhaal deze stappen tot je vier ‘taartjes’ voor je neus hebt staan.

• Besmeer de bovenkant van alle taartjes weer met een dun laagje sinaasappeljam.
• Rol de marsepein dun uit. Bekleed alle taartjes met de marsepein. Snijd het overtollige marsepein weg.
• Roer het water door de poedersuiker. Voeg ook de voedingskleurstof toe. Laat wat van het glazuur over de taartjes druipen.
• Pak de tweede sinaasappel erbij en snijd er vier partjes uit. Garneer de taartjes daarmee.

Ze werden niet helemaal zo verfijnd als dat ik ze in mijn hoofd had, maar dat heb ik dus altijd als ik taartjes maak. Ze smaakten echter lekker en ook de laagjes vind ik goed gelukt. 🙂 Ze hebben niet lang bestaan zal ik maar zeggen, want Jelm en ik konden niet wachten om ze te proeven. Ga jij deze taartjes ook eens proberen te maken? Want ook al is de koning dan misschien niet meer jarig, deze taartjes zullen er niet minder om smaken.